De afmeting van een buffer is nog wel eens onderwerp van discussie, hier een aantal overwegingen. Voor de afmeting van de buffer wordt er in Duitsland en Oostenrijk normaal gesproken vanuit gegaan dat er 100 liter water nodig is voor elke Kw geïnstalleerd (waterzijdig) vermogen. Dit houdt dus in dat voor een ketel met een vermogen van 30 Kw een buffer van 3000 liter een goed uitgangspunt is. Hier op het forum is dit ook een redelijk gangbare aanname. Helemaal omdat bij onze oosterburen er behoorlijk meer ervaring is met het stoken op vaste brandstoffen en de daarbij gebruikte installaties.

Afwijkingen naar boven of beneden zijn natuurlijk mogelijk met dien verstande dat er altijd een minimale buffergrootte nodig is om de ketel voldoende ruimte te geven om de geproduceerde warmte af te voeren. Een ondergrens van 50 liter is aan te bevelen. Opgemerkt moet worden dat ook een bestaand cv-systeem als buffer kan fungeren. Deze constructie wordt nog wel eens toegepast bij de kleinere kachels met watermantel, die een vrij beperkt waterzijdig vermogen hebben.

Een bovengrens is er in theorie eigenlijk niet mits men uitgaat van een volmaakt geisoleerde buffer en een optimale doorstroming om de gelaagdheid niet te verstoren. In de praktijk is het echter zelden het geval dat er meer dan 125 liter per Kw geïnstalleerd staat.

Vaak is er altijd nog de gasketel als backup aanwezig om ingeval van onvoldoende capaciteit op de koudste dagen voor voldoende warmte te zorgen. Slechts een enkeling werkt volledig zonder enige vorm van backup. In een dergelijke situatie is het noodzakelijk om zoveel buffercapaciteit te hebben om in de koudste periode de tijd tussen twee stookbeurten te overbruggen, en voldoende tijd hebben om de buffer ook weer op te laden. In een dergelijk geval kan het zinnig zijn extra buffercapaciteit aan te houden. Deze extra capaciteit is dan wel het grootste deel van het jaar onbenut.

 


Relevante links naar het forum:

[1]