Problemen bij het stoken van houtkachels

Verkeerd stookgedrag leidt tot verschillende problemen, zoals overlast door stank, schoorsteenbrand, smerig rookkanaal en rook in de (woon)kamer. Hout is (in tegenstelling tot olie en aardgas) een complexe brandstof, en begrip erover kan leiden tot minder problemen.

Allereerst is het belangrijk om de basis goed voor elkaar te hebben:

  1. Een degelijk kanaal welke een goede trek opbouwt (zie handleiding kachel voor waardes).
  2. Een goed kanaal komt voldoende boven de nok uit
  3. Een goed kanaal heeft een minimum aan versleping
  4. Is afgestemd op bomen en gebouwen in de omgeving
  5. Voldoende basiskennis over het functioneren van de kachel (zie handleiding kachel).
  6. Een kachel met een dusdanig gekozen warmteafgifte dat deze voluit kan branden.
  7. Schoon en vooral droog hout (tussen de 14 en 20% vocht, een vochtmeter is handig).


Er zijn verschillende stook methoden, welke voor verschillende kachels en verschillende kanalen elk hun eigen voor en nadelen hebben.

Algemene stookinstructies

Bij het stoken van een kachel zal er eerst trek opgebouwd moeten worden, al naar gelang de situatie moet er voldoende aanmaakhout gebruikt worden dat gemakkelijk ontsteekt. Dus dun en zonder schors.

Gemetseld kanaal

  1. Moeilijk te verwarmen door grote massa
  2. Veel aanmaakhout
  3. Blijft lang warm en kan hiermee soms ook aanliggende kamers minimaal verwarmen
  4. Moderne kachels hebben vaak een te lage afgastemperatuur!

Geïsoleerd metalen kanaal

  1. Makkelijk op te warmen door goede isolatie
  2. Minder aanmaakhout nodig
  3. Koelt na stoken snel weer af
  4. Oudere kachels hebben soms een te hoge afgastemperatuur, waardoor te veel trek ontstaat en het vuur gaat "jagen".

Zorg ervoor dat kachel en kanaal met elkaar kunnen werken, laat dit controleren door een vakman.  

Aandachtspunten voor goed stoken

Liefst zien we een zo volledig mogelijke verbranding van hout. Enerzijds heb je er dan meer warmte van, maar ook minder overlast (roetvorming en stankoverlast). Voor vuur dient er voldoende zuurstof, temperatuur en brandstof te zijn, voor volledige verbranding hebben we nodig:

  1. Temperatuur: hoe hoger de temperatuur, hoe agressiever de zuurstof en dus hoe beter lastig te verbranden delen van de brandstof toch verbranden.
  2. Turbulentie: de zuurstof en brandstof (gasvormig) moeten goed kunnen mengen (de zuurstof moet bij de brandstof geraken) en daar is turbulentie voor nodig. Als het vuur "brult", dan is die turbulentie aanwezig.
  3. Tijd: de zuurstof moet de tijd hebben om bij de brandstof te komen. Dit betekent dat rookgassen pas afgekoeld mogen worden als de verbranding gedaan is. Helaas worden in de meeste kachels de rookgassen veel te vroeg afgekoeld, waardoor er bijna altijd rook/creosootvorming is.
  4. De juiste warmteafgifte regel je met de hoeveelheid hout, niet met de hoeveelheid lucht. Kleinere blokken in plaats van "smoren".
  5. Een goed brandend houtvuur ziet er uit als de vlam van een lucifer
  6. Een goed gestookte houtkachel ruik je bijna niet buiten
  7. Een goed gekozen kachel hoef je niet te smoren
  8. De rook uit het kanaal is onzichtbaar / licht wit door de waterdamp (stoom)

 

Bijvullen

Het vullen van een kachel kan pas als er zich een gloeiende massa in bevindt. Je kunt een kachel die heet is niet klakkeloos volstapelen met hout. Op het moment dat er nieuw hout in de kachel geplaatst wordt zal dit hout versneld gaan vergassen door de hoge temperatuur. Als er te veel hout in de kachel zit, zal dit hout meer zuurstof vragen dan de kachel kan geven. Dit leidt tot een vuile kachel, een vuil kanaal, een verhoogd brandstof verbruik, een lager rendement en boze buren door de stank.


- Bijvullen met groot hout zorgt voor een LANGERE warmte afgifte, maar meer afkoeling (= rook) tijdens het bijvullen. Dat laatste is te voorkomen door direct na het bijvullen de zuurstoftoevoer helemaal open te zetten tot het nieuwe blok begint te branden.

- Bijvullen met klein hout zorgt voor een kortere maar felle warmte afgifte, maar minder afkoeling (= minder rook) tijdens het bijvullen. Een te felle vlam kan weer leiden tot zuurstoftekort (en daarmee rook / stank).

Kies dus de juiste hoeveelheid hout in de juiste grootte voor uw situatie, klein hout zoals planken kunnen gebundeld worden en reageren dan als dikker hout.

Stop nooit meer hout in de kachel dan de kachel aan lucht kan toevoeren, lees hiervoor ook de handleiding die bij de kachel hoort qua hoeveelheden.

Conventioneel stoken

Deze wijze van kachel aanmaken wordt doorgaans in handleidingen besproken en gaat er van uit dat u het vuur langzaam opbouwt.

  1. Begin met een piramide of luchtige toren van voldoende aanmaakhout
  2. Zet alle beluchting vol open, indien er een rooster aanwezig is deze ook openen
  3. Ontsteek dit met 1 of meer aanmaakblokjes
  4. Laat dit met de deur op een kier oplaaien
  5. Bij goed branden de deur sluiten
  6. Bijvullen op het moment dat de vlammen gedoofd zijn (gloeifase) met 2 stammetjes
  7. Deur op een kleine kier om het geheel op te laaien
  8. Bij redelijke vlammen de deur volledig sluiten
  9. De lucht dusdanig regelen dat er zo min mogelijk lucht van onder (= door het gloeibed) komt
  10. De rest van de beluchting zover sluiten dat de vlammen wel spelen, maar niet roeten (zwarte uitlopers in de vlammen = onvolledige verbranding)
  11. Op het moment dat er een gloeibed aanwezig is kan de kachel weer bijgevuld worden met 1 of 2 blokken welke op de bodem geplaatst moeten worden in het gloeibed.
  12. Er moeten steeds tenminste 2 blokken hout aan het branden zijn: zij houden elkaar warm / brandend.
  13. Warmtebehoefte afstemmen met de grootte van de blokken hout, niet op de aantallen.

Voordeel:

  1. Regelmatige controle op warmte afgifte, daardoor goed regelbaar.

Nadeel:

  1. Arbeidsintensief
  2. Vaker de deur openen in de opstartfase, verhoogde kans op rookuittreden
  3. Totaal ongeschikt voor massa kachels
  4. Bij te snel vullen erg vervuilend

 

Omgekeerd aanmaken

Deze methode is vrij onbekend in Nederland, maar wordt in het buitenland veelvuldig toegepast. Geschikt voor alle soorten kachels.

  1. Zet alle luchttoevoer (ook de roosters) volledig open
  2. Plaats groot hout op de bodem en stapel met groot hout luchtig naar boven toe
  3. Plaats bovenop deze stapel voldoende aanmaakhout met 2 a 3 aanmaakblokjes
  4. Ontsteek de blokjes en zet de deur op een kier
  5. Wacht tot de vlammen voldoende groot zijn en sluit de deur
  6. De kachel zal nu als een kaars van boven naar beneden gaan branden
  7. De lucht toevoer kan pas geregeld worden als het aanmaakhout volledig verbrand is
  8. Regel de lucht toevoer zodanig dat de vlammen mooi dansen zonder te roeten.
  9. Bijvullen kan op het moment dat er enkel een gloeibed over is
  10. Vul de kachel met 1 tot 3 blokken welke op de bodem kunnen liggen

Voordeel:

  1. Een schone verbranding doordat het hout niet onnodig verhit wordt
  2. Een luie stookmethode, de eerste lading is (afhankelijk van de kachel) 1,5 tot 3 uur stoken
  3. Weinig moeite om een kanaal op te warmen
  4. Ideaal om een massakachel op te laden, soms is 1 vulling al voldoende
  5. Kan voor elk type kachel gebruikt worden
  6. Deur hoeft maar minimaal geopend te worden

Nadeel:

  1. Kan “vergeten” worden doordat het stoken weinig werk kost
  2. Bij teveel klein hout kan een conventionele kachel erg warm worden